Deel op facebook
Deel op X
Deel op facebook
Deel op X
Ontdek het thema

Schittert jouw verhaal straks in het virtueel museum?

Kunstwerkstede De Coene, een van de belangrijkste houtverwerkende bedrijven van België

Welk thema of onderwerp moet het publiek straks zeker in het virtueel museum zien?

Het thema creatief design en productontwikkeling voert ons terug tot de middeleeuwse ambachten en is van belang voor heel de beeldvorming van Vlaanderen door de eeuwen heen.

Welk bijzonder verhaal is gelinkt aan dit onderwerp?

De Kunstwerkstede verenigde verschillende ambachten en groeide uit tot een van de belangrijkste houtverwerkende bedrijven van België. Dat leidde tot belangrijke nationale en buitenlandse opdrachten, rechtstreeks of in samenwerking met gerenommeerde ontwerpers. Van behangerswinkel tot kunstwerkstede Eind 19de eeuw maken de jonge Joseph en Adolphe De Coene kennis met Henry van de Velde ‘s pleidooi voor het samengaan van kunst, ambacht en industrie. De wil tot het ontwerpen en realiseren van totaalinterieurs mondt uit in een onomkeerbaar traject: een behangerzaak evolueert naar een allesomvattend interieurbedrijf. Schoonbroer Arthur De Leu wordt de artistieke gids. Schoonbroer en financieel directeur Marcel Brunein leidt de expansiedrift in goede banen.. Begonnen met een 15-tal medewerkers voor de eeuwwende, zijn bij de oprichting van De Coene Frères in 1905 meer dan 40 vaklui aan de slag; in 1913 al 600 ambachtlui; in 1922 zijn dit er circa 1500. Twintig ambachten worden beoefend. Gestart in een strakke, eenvoudige sobere variant van de Art Nouveau, wordt ca. 1908 een weg ingeslagen die uitgaat van een Vlaamse identiteit binnen een Frans-Belgische cultuur. De liefde voor het hout uit zich in het houtsnijden, het graveren en het inlegwerk. De decoraties worden evenwel steeds prominenter in andere materialen als glas, marmer en koper- of bronsbeslag. De ambachtslui etaleren overdadig hun kunnen. Art Deco is een feit nog voor er sprake van is. De grenzen van een ambachtelijke manier van werken zijn bereikt. Begin jaren 1920 gaat De Coene industrieel: de Kortrijkse triplex is een Belgische primeur. Het duurzame, goedkope basisproduct slaat aan; vele nieuwe markten openen zich. Meubelreeksen voor ‘de gewone man’ gaan in productie. De Coene is de eerste om op grote schaal exotisch hout uit Congo te importeren. Met meer dan 2000 personeelsleden behoort de Kunstwerkstede tot de West-Europese top in de houtindustrie. ‘De Vlaamsche Moderne Woonkamer’ – Grote Prijs in de Art deco-tentoonstelling van 1925 te Parijs – vormt het hoogtepunt in het overdadig versieren van meubels en interieurs, een benadering die wegdeemstert met de nieuwe productiemethodes. Alles wordt soberder. De fascinatie voor ronde vormen is opmerkelijk. De esthetische kwaliteiten van het fineerhout primeren. Versieringen worden minimaal, het hout zelf is de decoratie. Het meubilair wordt steeds strakker, het visuele genot van het hout des te groter. De Coene ambachtelijk Het ideaal ‘alle mogelijke kunstambachten inzetten voor het inrichten van interieurs’ is snel verwezenlijkt. De beste vaklui uit de streek leren bij De Coene de fijnste knepen van het vak. Meubelmakers, marmerkappers, spiegelslijpers, glas-in-loodleggers, batikkers, tapijtwevers, smeden, drukkers, makers van luchters, specialisten in het chromeren, in het fineer- en inlegwerk en in de techniek van steenkarton, … één grote familie werkt aan steeds grotere opdrachten. Maatwerk is een tweede natuur. Na de moeilijke naoorlogse periode is het veelzijdige vakmanschap onaangetast. Het blijft zichtbaar in de meer klassieke meubelen en interieurs. Het stelt De Coene in staat de Amerikaanse moderne Knoll-meubelen te produceren. Binnen de kortste keren heeft het Kortrijkse bedrijf de nieuwe productiemethodes en vaardigheden onder de knie. Een aantal ambachten valt weg, maar het moderne De Coene wordt als nooit te voren aangezocht voor nationale en internationale projecten. Maatwerk is en blijft een specialiteit van het huis. De Coene industrieel 1922-1977 De Coene is behalve een Kunstwerkstede ook een groot houtverwerkend bedrijf en gaat zelf op zoek naar het beste hout. Hele bossen worden opgekocht in verschillende Europese landen en Belgisch Congo. De werknemers drogen, verzagen, versnijden en verwerken hout tot elk gewenst eindproduct. De Kortrijkse Kunstwerkstede staat niet afkerig tegenover machines. In 1922 produceert het bedrijf als eerste in België triplex en multiplex. De aanmaak van het fineerhout, de lijmen en vernissen worden in huis geperfectioneerd. Daardoor kunnen de meubelen perfecte ronden vormen krijgen. Ook goedkopere meubelreeksen zien het licht, zoals de suites voor de Engelse markt. Vanaf 1934 produceert De Coene houten radiokasten voor Philips Eindhoven aan een tempo van 1.000 stuks per dag. Ook na de Tweede Wereldoorlog blijft de fascinatie voor plaatmaterialen. Onderzoek naar houten spanten en verschillende soorten constructie-elementen voor prefabgebouwen mondt uit in massaproducties. De decoratieve wandpanelen Decowall zijn – net als triplexplaten tijdens het interbellum – jarenlang de kip met de gouden eieren. Na de tragische brand van het Brusselse grootwarenhuis A l’Innovation (1967) worden samen met de Universiteit Gent binnen de vier maanden brandvrije deuren en Decowall Stop Flame ontwikkeld. De Coene internationaal 1888-1977 Vanuit Kortrijk is de stap naar Frankrijk snel gezet. Familiale banden spelen ongetwijfeld ook hun rol: Joseph De Coene is immers getrouwd met Jeanne Courment, dochter van een Rijselse industrieel. De Coene bespeelt de Noord-Franse markt met luxemeubelen en -inrichtingen. In Nederland en Groot-Brittannië belanden grote aantallen triplexplaten en seriemeubelen. Of het Belgisch hof een rol speelde in de opdracht voor het Britse cruiseschip Queen Mary weten we niet. Na de Tweede Wereldoorlog vormt Frankrijk met zijn overzeese gebieden een belangrijke afzetmarkt. Het Europese netwerk breidt zich aanzienlijk uit dankzij de Knoll-meubelen, de prefab-bouwsystemen en de spanten. Het bedrijf krijgt opdrachten in Australië, het Midden-Oosten, Zuid-Amerika, Afrika, ... tot op de Zuidpool. De realisatie van 100 slaapkamers, 5 eetzalen en 45 salons in het koninklijke paleis van Riyad in Saudi-Arabië spreekt nog steeds tot de verbeelding. Eind jaren 1960 is De Coene getransformeerd in een industriële houtgroep met internationale vertakkingen. Het bedrijf bezit verkoopsfilialen in Nederland, Frankrijk en Duitsland. Het beschikt over een productiefiliaal in Noord-Frankrijk, is betrokken bij bosexploitaties in Europa en Afrika en heeft vertegenwoordigers in verschillende wereldsteden. De Coene ontwerpers en kunstenaars Zelf ontwerpen maken was van in het begin heel belangrijk voor de Kunstwerkstede. In de prille jaren behoorde dat tot het domein van Joseph, die soms een beroep deed op zijn schildersvriend Victor Verougstraete. Broer Adolphe stond in voor de uitvoering. Met schoonbroer Arthur De Leu dient zich een artistieke directeur aan met een blijvende impact. Van de realisaties ontstaan vóór de Tweede Wereldoorlog is de precieze ontwerper vaak niet gekend. Dat heeft zeker te maken met een gebrek aan archivalisch materiaal als gevolg van de oorlogsverwoestingen. Maar in de filosofie van de Kunstwerkstede is niet de ontwerper maar het product van belang. Men maakte De Coene-meubelen en De Coene-interieurs. Na de oorlog ontstaan er twee grote richtingen binnen het bedrijf: de tekenkamer van Paul Van Den Bulcke die vanuit de late art deco neigt naar meer traditionelere ontwerpen in de heersende Franse traditie, en de tekenkamer onder leiding van Philippe Neerman, die vanaf halfweg de jaren vijftig vooral open staat voor de frisse, moderne Amerikaanse wijze van ontwerpen – zoals in de Knoll-meubelen. De oudere Arthur De Leu, nog steeds actief, staat voor een verscheurende keuze: hij zweert bij het verder zetten van de vooroorlogse De Coene-traditie. Van bij het prille begin verzamelt Joseph De Coene een groep kunstenaars en ontwerpers rondom zich. Hiermee is een traditie ingezet waarvan het bedrijf niet meer afwijkt. Sommigen, zoals vriend en schilder Albert Saverys, werken hun leven lang samen met de Kunstwerkstede. De faam van De Coene zet de deur open naar de samenwerking met architecten als Michel Polak, Jean-Baptiste Dewin, Jan-Albert De Bondt en Henry van de Velde. Na de Tweede Wereldoorlog oefenen de samenwerking met Knoll en de aanwezigheid op Expo 58 een grote aantrekkingskracht uit op binnen- en buitenlandse ontwerpers en architecten zoals Renaat Braem, Jacques Dupuis, Charlotte Perriand, Jean Prouvé en Marcel Breuer. De Coene richt een nieuw studiebureau op dat zich specialiseert in het ontwerpen van exclusieve interieurs voor grote instellingen. De creativiteit, technische kennis en gevoel voor detail zijn een grote troef waarop men vaak een beroep doet. Dat alles leidt tot een dynamische wisselwerking. Communicatie Van meet af aan besteedt de Kunstwerkstede grote aandacht aan communicatie. Deelnames aan internationale beurzen en wereldtentoonstellingen en zorgvuldig ontworpen advertenties, brochures, logos en briefpapier schragen het imago en de producten. In 1926 komt een laatste ambacht erbij: de huisdrukkerij De Eikelaar/Glandifer is operationeel. Boezemvriend Stijn Streuvels staat aan de leiding en zorgt met brochures en met het huisblad De Eikelaar en Glandifer voor de promotie. De publicaties wasemen een artistieke geest uit… Ook na de Tweede Oorlog blijven brochures een belangrijk medium. De Coene producten krijgen internationaal goed te communiceren namen. De woorden ‘De Coene’ en ‘Decoratie’ leiden tot Decoba, Decopan, Decowall, Decoplan… Het logogebruik illustreert de ontwikkeling van de Kunstwerkstede naar een internationaal bedrijf. De eikel groeit uit tot hét symbool. In 1966, met de verandering in de groep nv Houtindustrie De Coene & Co. wordt overgestapt naar het letterlogo D. In de subtiele typografie profileert De Coene zich als een modern designbedrijf. Het ijzersterke logo overleeft zelfs in 1977 de opsplitsing van de groep. Het netwerk De Coene 1888-1977 De leiders van de Kortrijkse Kunstwerkstede bouwen een uitgebreid netwerk uit. Joseph De Coene vertoeft graag in artistieke kringen en trekt er regelmatig op uit met zijn boezemvrienden Arthur De Leu, schrijver Stijn Streuvels en schilder Albert Saverys. Tijdens bedrijfsbezoeken, wekelijkse bijeenkomsten in Kortrijk of boottochtjes met De Waterhoen is de familie De Coene gastheer voor vele kunstenaars, politici, ondernemers, architecten en zelfs leden van het Belgische koningshuis. Joseph De Coene is stichter en voorzitter van de Nationale Patroonsfederatie van Hout en Meubilering. Hij engageert zich als liberaal, Vlaamsgezind politicus. Na 1952 komt naast Arthur De Leu – de laatst overlevende van de pioniers – de tweede generatie met o.a. Pierre en Adolf Jr. De Coene en Jean en Henri De Leu aan het roer. De leider wordt Pol Provost die in de voetsporen treedt van zijn overleden mentor Joseph De Coene. Als voorzitter van talrijke werkgeversorganisaties beschikt Provost over een omvangrijk politiek en economisch netwerk en heeft hij uitstekende relaties met het hof. Hij zet zijn schouders onder de promotie van industrieel design in België en heeft o.a. een belangrijk aandeel in de oprichting van het Design center te Brussel en de biënnale Interieur. De Kunstwerkstede tijdens en na de Tweede Wereldoorlog Bij de invasie in mei 1940 wordt de Kunstwerkstede zwaar getroffen door Duitse bommen en Belgisch artillerievuur. De fabrieksgebouwen liggen immers op een strategische plaats, op de Pottelberg, vlakbij het rangeerstation van Kortrijk. De heropbouw van de Kunstwerkstede wordt onmiddellijk aangevat, met financiële steun van Belgische staatsorganen in bezet gebied. Tijdens de bezetting overleggen de Belgische topindustriëlen in het Galopin-comité. Ze kiezen voor een voorwaardelijke economische samenwerking met de Duitsers, om de opeising van mensen en machines door de bezetter te voorkomen. De productie van wapens en munitie wordt echter uitgesloten. De bedrijfsleiding van De Coene beslist, zonder overleg met andere industriëlen, om barakken, meubels en enkele schijnvliegtuigen te leveren aan Duitse militaire en burgerlijke diensten. Drie zware bombardementen door de Britse luchtmacht in 1944 zijn verwoestend voor het Kortrijkse stadscentrum en voor de Kunstwerkstede. Na de bevrijding wordt de bedrijfsleiding voor de militaire rechtbank gebracht op beschuldiging van economische collaboratie. Het gerecht veroordeelt de mannelijke bestuurders tot jarenlange gevangenisstraffen en legt zware financiële sancties op. Joseph De Coene krijgt 20 jaar dwangarbeid en sterft in 1950. De Kortrijkse Kunstwerkstede staat zeven jaar lang onder staatsbeheer (sekwester) en komt pas in 1952 terug in handen van de familie De Coene. van 1952 tot 1977 De Coene op nieuwe wegen – 1952 De tijdsgeest is veranderd, de Amerikaanse invloed is groot. Vernieuwen en moderniseren is een must. Niet de decoratie van een ruimte maar de ruimte zelf wordt belangrijk/ Frisheid, openheid en ruimtegevoel vormen de nieuwe trends. De Coene wordt Design. Maar de Coene blijft ‘De Coene’: het rijke warmtegevoel van het hout is onontbeerlijk. Grote designopdrachten voor totaalinrichtingen va&n grote instellingen vormen samen met “snelle architectuur” twee stevige pijlers. De Coene Design In 1954 is de Benelux/Congo-licentie een feit. De Knoll-productie draait op volle toeren. Dit stimuleert de creatie van eigen moderne meubelreeksen als EFAC Bussiness Furniture, Decoplan en Continent. De totale waaier van meubelaanbod en de zekerheid dat De Coene binnen het bedrijf, de inrichting volledig zelf ken uitvoeren is onweerstaanbaar. Banken, internationale bedrijven en besturen van hoog tot laag kiezen voor De Coene bij de inrichtingen van hun gebouwen. De Coene snelle architectuur Een moderne, architecturale denkwereld ontwikkelt zich. De nieuwe principes zijn serieproductie, snelheid in het bouwen, lichtheid, ruimtelijkheid, aaneenschakelen met modules en flexibiliteit. Er wordt fel geïnvesteerd in onderzoek en productontwikkeling. Engineering binnen het bedrijf resulteert in vele soorten houten constructieonderdelen voor binnen en buiten. Het zet de weg open naar een doorgedreven prefabbouw: trailers, barakken, woonhuizen, jeugdhuizen, hotels en hoogbouw.De basis blijft de beheersing van het hout als grondstof. Expo 58 overspant de wereld De technische perfectionering van gelijmde gelammelleerde spanten is de gezochte doorbraak van De Coene in de architectuurwereld. De noodkerk Sint-Laurentius in Lokeren (1954) en het Belgisch paviljoen in Bogota (1956) zijn voorbeelden van sterke architectuur. Architecten zijn aangetrokken tot dit bouwelement door de mogelijkheid grote overspanningen te maken en de aantrekkelijke vormen. Ze zijn de opstap naar Expo ’58 waar de Coene talloze paviljoenen optrekt en dit in een mum van tijd. Expo ’58 opent deuren: onnoembaar veel culturele centra, bowlings, garages, pompstations, sport-, verkoops- of, opslaghallen, kerken tot voetbaltribunes en muziekkiosken toe, worden opgetrokken in binnen- en buitenland Golden sixties Met expo 58 als visitekaartje staat het familiebedrijf aan de poort van Europa. In 1966 wordt het een industriële houtgroep. Houtindustrie De Coene & Co met vertakkingen in België, Frankrijk, Nederland en Duitsland. De Coene heeft de ambitie om de grootste houtgroep van West-Europa te worden. Bedrijfsmentaliteit Omzetcijfers, producten en realisaties vertellen niet het hele verhaal. Achter realisaties als de Koninklijke Bibliotheek Albert I, het gemeentehuis van Vorst nabij Brussel of de Unesco-gebouwen in Parijs zit een unieke bedrijfscultuur. Uit getuigenissen komt steeds dezelfde geest van dynamiek, lef, veelzijdigheid en creativiteit naar boven. Werknemers kregen de nodige vrijheid om hun talenten te ontplooien. Door het onderlinge directe contact voelde iedere medewerker zich lid van een grote familie. Een band die in tijden van schaalvergroting niet langer houdbaar blijkt. 1977 - Ontbinding De Coene ontplooit steeds meer activiteiten, maar een allesomvattende economische strategie ontbreekt. Winstcijfers blijven uit, verschillende reorganisaties ten spijt. Het bedrijf wordt opgesplitst. Vandaag zijn diverse opvolgers van De Coene nog actief. Ze bouwen verder op de reputatie van de Kunstwerkstede.

Waarom mag dit erfgoedverhaal niet ontbreken voor ons publiek in het virtueel museum?

De Kunstwerkstede De Coene heeft veel betekend voor de regio Kortrijk als voorbeeldbedrijf in innovatie en productontwikkeling, die vakmanschap en traditie trachtte te verzoenen met industrialisering en massaproductie.

Is het erfgoedverhaal verbonden met de plannen van jouw organisatie in 2024 en 2025? Zo ja, waarmee dan?

De Kunstwerkstede ligt aan de basis van het internationaal evenement Interieur dat in 2024 voor de22e keer plaatsvindt, en een bron van inspiratie voor het museum Abby dat in 2024 de deuren opent.is een belangrijke inspiratiebron

Met welke historische periode(s) is dit erfgoedverhaal verbonden?

Fin de siècle, interbellum en naoorlogs modernisme

Met welke plaats(en), voorwerpen of erfgoedelementen is dit erfgoedverhaal verbonden?

Kortrijk, Brussel (KBR, Expo 58), ...

Kun je enkele weblinks meegeven naar achtergrondmateriaal?

https://inventaris.onroerenderfgoed.be/personen/6433; https://nl.wikipedia.org/wiki/Kortrijkse_Kunstwerkstede_Gebroeders_De_Coene; https://www.decoene.eu/de-coene/

Deze afbeelding is in hoge kwaliteit beschikbaar

Ja

We beschikken over de rechten van dit beeld/kregen toestemming van de rechthebbende(n) voor het gebruik van deze afbeelding.

Ja