Een muntenweegschaaltje van textielteut Franciscus Damen
Handel en wandel van de 'teuten'. Teuten waren rondtrekkende kooplieden en ambachtslui, die actief geweest zijn van het einde van de 15de - begin 16de eeuw tot het einde van de 19de - begin 20ste eeuw. Ze wisselden een zwaar handelsseizoen buiten de eigen streek af met een periode van rust en ontspanning in huiselijke kring. Vanuit Belgisch Noord-Limburg en een klein stukje van Nederlands Noord-Brabant strekte hun handelsterrein zich uit over half Europa: Nederland, Duitsland, Frankrijk, Luxemburg en zelfs Denemarken. Ze verdienden de kost met het snijden van hengsten en andere dieren, met ketellappen en met de verkoop van koperwaar, aardewerk, textiel en pruikenhaar. Ze onderscheidden zich van verwante (leurders-)groepen enerzijds door hun zeer strikte organisatie in grote of kleine compagnieën - al dan niet met hiërarchische taakverdeling, soms bij reglement of notarieel contract vastgelegd -, en anderzijds door het feit dat ze als enigen een beperkt krediet verleenden aan hun klanten. Op het einde van de 19de – begin 20ste eeuw kwam er, na meer dan vier eeuwen, een abrupt einde aan de teutenhandel.